KOESTLER  Arthur

KOESTLER Arthur

Karikatuur van Koestler Arthur.Biografie:

Geboren:
5 september 1905 (Budapest, Keizerrijk Oostenrijk-Hongarije)
Als:
Kösztler Artúr
Overleden:
1 maart 1983 (Londen - Groot-Britannië)

Journalist en schrijver


Kösztler Artúr, later bekend als Arthur Koestler,
was een Hongaars-Britse schrijver en journalist. Zijn werk bestaat uit journalistiek, essays, romans en een autobiografie.

Kösztler Artúr was de enige zoon van Kösztler Henrik (°18-8-1869, Miskolc) en Jeiteles Adele (°25-6-1871, Praag), een Joods echtpaar.

Van 1922 tot 1926 studeerde Arthur Koestler voor ingenieur aan de polytechnische school (nu Technische Universiteit) van Wenen. Tegelijkertijd studeerde hij filosofie en literatuur aan de universiteit van Wenen. Intussen kreeg hij belangstelling voor het Zionisme. Hij was lid van Unitas, een Joodse studentenvereniging en werd de jongste voorzitter van de vereniging van Zionistische studenten.
Op 1 april 1926 brak hij zijn studie af en vertrok naar Palestina, waar hij een tijd in een kibboets werkte. Vanuit Palestina berichtte hij voor de Berlijnse Ullstein Verlag. In Haifa richtte hij het Hebreeuwse weekblad Zafon op, evenals de liga voor burgerrechten Schutenu, die juridische steun bood aan de Joden. In 1929 verhuisde Koestler van Palestina naar Parijs, waar hij een baan aangeboden kreeg bij de Parijse Ullstein Verlag. In 1931 werd hij naar Berlijn gezonden als wetenschappelijk redacteur en adviseur. Datzelfde jaar koos de uitgeverij hem uit voor een poolvlucht met de Graf Zeppelin, als enige journalist aan boord. Zijn live verslaggeving en zijn daaropvolgende artikelen en lezingen door Europa bezorgden hem veel erkenning. Eveneens in 1931 werd hij lid van de Kommunistische Partei Deutschlands. Hij nam deel aan de Spaanse Burgeroorlog om de rechtse Falangisten te bestrijden, maar hij werd gevangengenomen door de troepen van Franco. Hij werd als spion ter dood veroordeeld en weer vrijgelaten in ruil voor de vrijlating van een Spaanse gevangene. Ontgoocheld door de zuiveringsprocessen onder Stalin keerde hij zich in 1937-1938 af van het communisme en verliet hij de communistische partij. Aan het begin van de Koude oorlog steunde hij de anti-communistische propaganda van de Britse inlichtingendiensten.

De ouders van Artúr: Kösztler Henrik en Jeiteles Adele. Artúr Kösztler als baby. Artúr, zes jaar oud, met vakantie met zijn ouders aan het Balatonmeer.
De ouders van Artúr: Kösztler Henrik en Jeiteles Adele.
Artúr Kösztler als baby.
Artúr, zes jaar oud, met vakantie met zijn ouders aan het Balatonmeer.

In 1940 publiceerde hij het Engelstalige Darkness at Noon, zijn meest spraakmakende roman, met een anti-totalitaire en vooral anti-communistische strekking, waarmee hij internationale bekendheid verwierf. Darkness at Noon was één van de meest invloedrijke anti-Sovjetboeken ooit. De invloed op communisten en hun aanhangers was aanzienlijk. Geoffrey Wheatcroft stelde dat Koestler zijn belangrijkste boeken de vijf waren die hij nog voor zijn veertigste verjaardag voltooide: zijn eerste memoires en de anti-totalitaire trilogie waaronder Darkness at Noon. Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werkte hij als verslaggever in Frankrijk. Hij werd door de Franse autoriteiten opgesloten in het concentratiekamp Le Vernet. In 1940 werd hij dankzij de druk van de Britse regering weer vrijgelaten. Hij meldde zich aan bij het Vreemdelingenlegioen dat hij kort daarna - zonder toelating - verliet en hij vluchtte naar Londen. Als journalist schreef hij voor de News Chronicle en andere Engelse en Amerikaanse tijdschriften. In 1948 werd hij adviseur bij het Information Research Department.

Intussen had Koestler verschillende werken gepubliceerd en internationale bekendheid verworven. Vanaf de jaren 1950 kreeg hij interesse voor parapsychologie en werd lid van de Society for Psychical Research. In de jaren 1960-1980 werd hij bekend om het begrip 'holon' (in 1967 geìntroduceerd in zijn boek The Ghost in the Machine). Dit woord bedacht hij om aan te geven dat alles in de natuur, van atomair niveau tot levende wezens, inclusief de mens en diens sociale organisatie, opgebouwd is uit delen die op hun beurt weer deel uitmaken van een groter geheel, een 'holarchie'. Deze begrippen zijn later breder bekend geworden door de uitwerking die de filosoof Ken Wilber hieraan gaf.

In 1976 werd bij Koestler de ziekte van Parkinson vastgesteld. Het beven van zijn hand bemoeilijkte het schrijven. Hij maakte minder overzeese excursies en bracht de zomermaanden door in zijn huis in Denston. In 1978 publiceerde hij Janus: A Summing Up. Twee jaar later werd bij Koestler leukemie vastgesteld. Lopen en schrijven vergde een grote inspanning en zijn fysieke toestand verslechterde zienderogen, maar toch bleef hij schrijven. In datzelfde jaar publiceerde hij zijn boek Bricks to Babel. Zijn laatste boeken Kaleidoscope: Essays from Drinkers of Infinity en The Heel of Achilles: Essays 1968-1973 verschenen een jaar later, in 1981.

Koestler 16 jaar oud. Koestler als journalist bij de Ullsteinkranten. Koestler bij zijn boeken.
Koestler 16 jaar oud.
Koestler als journalist bij de Ullsteinkranten.
Koestler bij zijn boeken.
Koestler met zijn hond. Arthur Koestler. Buste van Koestler in de National Portrait Gallery in Londen.
Koestler met zijn hond.
Arthur Koestler.
Buste van Koestler in de National Portrait Gallery in Londen (door Daphne Henrion).

 

Koestler had meer dan eens verklaard dat hij niet bang was voor zijn dood, maar dat hij bang was voor het proces van sterven. Hij wilde niet lijden onder het verlies van controle over zijn lichaam of geest. Zijn zelfmoord kwam voor zijn vrienden niet onverwacht. Kort voor zijn zelfmoord had zijn arts een zwelling in de lies vastgesteld (een uitzaaiing van een kankergezwel).
Hij en zijn vrouw pleegden op 1 maart 1983 zelfmoord met een overdosis barbituraten (Tuinal), ingenomen met alcohol. Hun lichamen werden ontdekt op de ochtend van 3 maart, zesendertig uur na hun overlijden.
De eerste controverse ontstond over de reden waarom hij toestemming had gegeven aan zijn vrouw voor een gelijktijdige zelfmoord. Ze was pas vijfenvijftig jaar oud en in goede gezondheid. In een getypte afscheidsbrief aan haar man schreef zij dat ze niet zonder hem kon leven. Naar verluidt waren enkele van hun vrienden verrast door deze bekentenis; blijkbaar leefde ze voor haar man en kon ze zelf geen "eigen leven" leiden. Haar absolute toewijding aan Koestler is ook duidelijk te lezen in haar memoires.
De tweede controverse werd veroorzaakt door de voorwaarden van zijn testament. Afgezien van enkele kleine legaten wilde Koestler met de rest van zijn nalatenschap (ongeveer £ 1.000.000) onderzoek naar het paranormale bevorderen. Enkel de universiteit van Edinburgh stemde ermee in om onderzoek naar parapsychologie te doen. Hiermee was aan Koestlers wens voldaan.

De vrouwen in het leven van Koestler:
Toen Koestler in 1929 in Parijs verbleef maakte hij kennis met de Hongaars-Amerikaanse kunstenares Eva Striker (geboren Striker Éva Amália, °13-11-1906, Budapest - 30-12-2011, New York. Later werd zij als Eva Zeisel bekend om haar ceramiekwerk). Zij werden minnaars.
In 1935 trouwde Keisler met Dorothy Ascher, een collega-communistische activist (ze gingen uit elkaar in 1937).
In 1939 ontmoette hij de Britse beeldhouwster Daphne Hardy, met wie hij een relatie aanknoopte, die eindigde in 1943. Zij bleven echter vrienden tot Koestlers dood.
Toen hij in augustus 1945, na een verblijf in Palestina, terugkwam in Engeland, wachtte daar Mamaine Paget op hem. Hij was deze beginnen zien voor zijn vertrek naar Palestina in december 1944. Hij en zijn eerste vrouw, Dorothy, kwamen overeen om een scheiding in der minne te regelen, en deze werd effectief op 15 december 1949. Daardoor kon hij op 15 april 1950 in het Britse consulaat in Parijs huwen met Mamaine Paget, waar zij zich ondertussen gevestigd hadden. In augustus 1952 leed ook het huwelijk met Mamaine schipbreuk. Zij scheiden, maar bleven goede betrekkingen met elkaar onderhouden tot haar plotse dood in juni 1954.
Op 13 april 1955 kreeg Janine Graetz (echtgenote van filmproducer Paul Graetz), met wie Koestler een af-en-aan relatie had gedurende jaren, een dochter van hem. Zij werd Cristina genoemd, maar Koestler zou nooit veel contact met zijn dochter hebben.
Ook met de Britse romanschrijfster Elizabeth Jane Howard woonde Koestler een tijdje samen. Ook zij werd zwanger van hem en pleegde abortus, omdat Koestler kinderen van hem een gruwel zou gevonden hebben.
Ondertussen had Koestler in juli 1949 een part-time secretaresse aangeworven, Cynthia Jefferies, geboren in Zuid-Afrika. Begin 1956 regelde hij een legale abortus voor Cynthia, met wie hij in 1965 in New York zou trouwen. Zij gingen toen in Californië wonen. Zij bleven samen tot hun gezamenlijke zelfmoord in 1983.


De vrouwen in het leven van Koestler Arthur.
Eva Striker, Koestler's geliefde (1929).       
Eva Striker, Koestler's Parijse geliefde (1929).
Daphne Hardy, Koestler's vriendin
(1939-1943).
Met Mamaine Paget, zijn 2de vrouw (1950-1952). Janine Graetz, moeder van zijn dochter Christina. Elizabeth Jane Howard, Britse romanschrijfster.
Koestler met Mamaine Paget, zijn 2de vrouw (1950-1952).
Janine Graetz, moeder van zijn dochter Christina (°1955).
Elizabeth Jane Howard, Britse romanschrijfster.
Met Cynthia, als zijn secretaresse. Cynthia Jefferies, zijn 3de vrouw (1965-1983).
Met Cynthia Jefferies, zijn 3de vrouw (1965-1983).

 

Jill Craigie.
Jill Craigie in 1951.

Koestlers relaties met vrouwen zijn een bron van controverse geweest. In 1998 beweerde David Cesarani in een biografie van Koestler dat hij een serieverkrachter was geweest, met als bewijs de Britse feministische schrijfster Jill Craigie, echtgenote van de Britse politicus Michael Foot, die beweerde dat ze in 1951 een van zijn slachtoffers was. Feministische demonstranten eisten dan ook de verwijdering van zijn borstbeeld op de universiteit van Edinburgh.

Bibliografie

Koestler publiceerde naast romans vele boeken over journalistieke, politieke, historische en wetenschappelijke onderwerpen.

Romans

  • 1934. Die Erlebnisse des Genossen Piepvogel in der Emigration
  • 1939. The Gladiators, over de revolutie van Spartacus
  • 1940. Darkness at Noon
  • 1943. Arrival and Departure
  • 1946. Thieves in the Night
  • 1951. The age of Longing
  • 1972. The Call-Girls, een tragi-komedie met een proloog en epiloog

Nederlandse vertalingen

  • De jaren van verlangen, Amsterdam, Strengholt, s.d.
  • De lotus en de robot, Amsterdam, De Arbeiderspers 1974
  • De menselijke tweespalt, Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1981
  • De wortels van het toeval: is toeval werkelijk toeval?, Rotterdam, Lemniscaat, 1973
  • De yogi en de volkscommissaris, Amsterdam, De Bezige Bij, 1947
  • Dialoog met de dood, Amsterdam, De Bezige Bij 1948
  • Dieven in de nacht: de kroniek van een experiment, Amsterdam, De Bezige Bij, 1947
  • Een pijl in de ruimte, Amsterdam, De Bezige Bij, 1953
  • Johannes Kepler: zijn leven en werken, een nieuwe visie op het heelal, Amsterdam, Elsevier, 1962
  • Nacht in de middag, Brussel, Reinaert, 1973 (vertaling van Darkness at noon).
  • Reisjes van plezier: een tragikomedie met proloog en epiloog, Amsterdam, De Arbeiderspers, cop., 1973
Een herdenkingsplaat voor Koestler Artúr.
Een herdenkingsplaat voor Koestler Artúr.